top of page
De Lichtjaren - Fragment 
Verschenen op 26 augustus 2021

Omslagontwerp door Jens Meijen & Studio Jan de Boer

De winters zijn hier met de jaren steeds groener geworden, de zomers steeds geler, oranjer, roder, ondraaglijker. Het begon met kleine dingen. We konden plots in december zonder jas naar buiten en in zee zwemmen in februari. Daarna hadden we het hele jaar door last van muggen en hoorde je nauwelijks nog vogels – geen duiven die samentroepten op het stadsplein, geen meeuwen die rond de kranen cirkelden. Toen zagen we mensen met grote reisbussen massaal verhuizen terwijl de lijnbussen hier elk jaar verminderen in aantal, van om het kwartier naar om het uur, naar eentje per dag, naar geen enkele meer. Na de eerste paar hittegolven plakten de chauffeurs hun ramen af met zilverpapier. Ze lieten een streepje van de voorruit open; hun cabine plakten ze aan de binnenkant af. Als je een ticket wilde, moest je je vingerafdruk scannen op een apparaatje. Destijds nam ik nog de bus. De airconditioning klonk als de zee en de wind tegelijk. In het donker waren de andere passagiers zwarte rotsen voor de kust, en de bus kraakte en schommelde als een houten schip. Je zag de lijst met haltes op de tv-schermen die nog een beetje licht gaven, maar voor de rest reed je blind. Na een tijd vielen ook de schermen uit en konden de bussen de heuvels niet meer op omdat hun airconditioning te hard moest werken. Tegelijk scheurde het wegdek overal en werd ons waterverbruik strikt gelimiteerd, kregen we elke week een storm in de lente, moessoneske regens in de herfst, winters zonder echte sneeuw en daarna zelfs zonder echte kou. De straatlampen werken nauwelijks nog. De zolderkamers zijn al jaren niet meer in gebruik, tenzij als opslagruimtes. Nu doen we alles te voet of met wat er nog rest van de treinen, en zo veel mogelijk ’s avonds.

We zijn angstige nachtdieren geworden. Vroeger deelden ze in de zomer water uit aan de deuren van de oude mensen, maar na verloop van tijd kwam er niemand meer opendoen, dus dan vinkten ze dat huis af en gingen ze verder. Ofwel vertrokken, ofwel voor de vliegen. Wat later, toen de straten al leeg bleven, kwamen er ook andere ploegen, die bij driemaal afgevinkte huizen inbraken en keken of er nog iemand was. Je hebt dat werk ook een tijdje gedaan. Je zag ze elke nacht in je dromen: witte lichamen, net paspoppen, met hun wangen verdroogd tot een knapperig vlies waar je met je vinger zo doorheen drukte. Krantenpapier. Ze keken je aan met van die grote vissenogen. ‘Ze weten het,’ zei je toen je thuiskwam, ‘ze weten het, wat er gebeurd is. Al de vroegere bewoners. Dat ze achtergelaten zijn door hun familie die naar het noorden getrokken is.’ Je zag slangen kronkelen in hun lichamen, tussen hun ribben, eindeloze witte slangen, met hun kleine tongetjes. Dat werk wilde je niet meer doen, dus mocht je rondbellen, vanuit het buurtcentrum; ellenlange lijsten met telefoonnummers, namen en leeftijden. De meeste mensen die de telefoon nog opnamen, waren oude vrouwtjes; ze spraken over mensen die je niet kende – René van de bakker, Lisette van op de hoek – en die waarschijnlijk al jaren weg waren. Dat rondbellen doe je nu ook nog. Je hoort de beltoon wanneer het stil is. Je neuriet ’m soms ook (tuuuut... tuuuut...) en soms ook de bezettoon (tuut-tuut-tuut). Het gebeurt steeds vaker dat de oude mensen niet meer opnemen. Dan moet je ze schrappen van de lijst, hun naam en woonplaats doorgeven. De meeste mensen zijn al naar het noorden getrokken, naar Zweden, Noorwegen en Finland, maar er zullen er nog meer volgen. De allerrijksten zijn naar IJsland en Groenland verkast; we posten soms filmpjes in de groep die online circuleren met groene, weelderige landschappen, aangeplante bossen, jungles zelfs, met feestelijk gekleurde ara’s, watervallen die permanente regenbogen produceren en gigantische kelkbloemen, daar op de eilanden. Kunstmatig bewaterd, voor de rest dooraderd met zelfgemaakte rivieren, dijken en dammen. Uiteindelijk zullen de armsten hier, thuis, nog overblijven. Veel van de blijvers hebben regelmatig koortsdromen over een witte woestijn.   

bottom of page